Roeselare onder hoogspanning: “We zijn verwend geweest… Misschien goed dat het weer pijn doet”
Wie Knack Roeselare zegt, zegt prijzen. Dat is geen boutade, maar een realiteit die al een decennium standhoudt. Negen keer winnaar van de Beker van België in de laatste tien seizoenen, structureel bovenaan in de competitie en een vaste waarde op het Europese toneel. Maar net die traditie maakt de lat genadeloos hoog - intern én extern. Dit seizoen is daarop geen uitzondering. Roeselare staat opnieuw waar het hoort te staan, met amper één competitienederlaag en slechts zes verloren sets. En toch knaagt het.
Omdat net Maaseik, twee keer al, een barst in het pantser sloeg. Omdat de heenmatch in de halve finale van de beker niet alleen verloren ging, maar ook wringend aanvoelde. En omdat Europa tegelijk toont hoe dun de lijn is tussen groeien en verliezen. De komende weken worden allesbepalend: een terugwedstrijd in de beker die rechtgezet moet worden, een BeNe Cup-finale tegen een versterkt Orion Stars en een Champions League-campagne waarin elk punt goud waard blijkt. December is geen overgangsmaand meer, maar een stresstest.
Midden in dat alles staat Stijn D’Hulst, de ondertussen 34-jarige spelverdeler, rustpunt, ervaringsdrager. En sinds kort ook vader van twee. De steunpilaar van Knack en de Red Dragons praat zoals hij speelt: met nuance, overzicht en een scherp gevoel voor timing. Over laksheid en maturiteit. Over winnen dat nooit vanzelfsprekend is. Over vermoeidheid, maar ook over een hongergevoel dat onlosmakelijk verbonden is met zijn visie over topsport. Wanneer we met D’Hulst praten, zit hij in een fase waarin alles samenkomt. Het lichaam voelt de opeenstapeling van wedstrijden, de agenda laat weinig ruimte om te ademen, maar tegelijk is er dat besef: dit zijn de momenten die tellen. Hij kijkt niet weg van de druk - hij benoemt ze. Zonder franjes. Zonder drama.

Stijn, jullie staan opnieuw op schema in de competitie, maar net Maaseik bleek al twee keer een struikelblok. Hoe kijk je naar die vaststelling?
Stijn D’Hulst: “Dat is een heel eerlijke vaststelling en tegelijk ook eentje die mij niet verrast. Maaseik is geen ploeg die zomaar wat doet. De afgelopen seizoenen waren ze zoekende, maar het is opnieuw een ploeg met maturiteit en met een soort grinta die je moet matchen, anders word je weggespeeld door hun agressiviteit. Kijk, wij werden in de competitie (3-1-nederlaag) al eens gewaarschuwd, maar we begonnen ook in de beker te laks, zonder meteen die aan-knop om te draaien. En dat is precies waar zij op loeren. Zij ruiken dat je niet scherp staat en dan grijpen ze die kans. Als je mij vraagt: wat maakt Maaseik zo gevaarlijk? Dan is het niet één speler of één fase. Het is die agressieve ingesteldheid, zeker op service en in hun over-mijn-lijk-mentaliteit. En daar moeten wij tegenover zetten wat we soms nog te weinig brengen: van bij de start scherpte, en vooral consequentie.”
Die laksheid: je kwam er tijdens ons gesprek een paar keer op terug. Is dat echt jullie grootste werkpunt?
“Voor mij wel, zeker op verplaatsing. Thuis spelen we meestal goed: daar zit die drive vanzelf in, je hebt het publiek, ons ritme. Maar op verplaatsing… vind ik dat we te vaak te laks aan wedstrijden beginnen. Dat is iets wat ik al heel het seizoen voel. En het is vaak niet eens spectaculair: het zit in kleine dingen. Je staat twee, drie punten voor en ergens sluipt er dan een soort gevoel in van ‘het zal wel lukken’. Tot het plots niet meer lukt. En het gevaar is: zodra je dan een paar punten achter komt, komt er twijfel. Dan ga je dingen forceren, of je wordt net te voorzichtig. En dan verlies je wat je eigenlijk het meeste nodig hebt: helderheid. Het is een beetje een mindset-ding en dat is ook iets waar onze Matthijs Verhanneman, onze coach, mee bezig is. Meer die ‘over mijn lijk’-mentaliteit, meer agressiviteit, meer discipline om je basisniveau altijd te halen. Dat blijft dit seizoen zeker nog work in progress.”
Je haalde net coach Matthijs Verhanneman aan. Er is natuurlijk een verschil nu hij niet meer als speler, maar als coach langs de kant staat. Voel je dat binnen de ploeg?
“Ja, absoluut. Dat verschil voel je en dat is ook logisch. Als speler bracht Matthijs op het veld iets heel tastbaars: agressiviteit, grinta, ervaring. Op cruciale momenten kon hij iedereen wakker schudden, gewoon door zijn présence. In zijn laatste seizoen was het voor hem fysiek misschien niet altijd makkelijk, maar op belangrijke momenten was hij er altijd. Hij sleurde de ploeg mee, dat mag je echt niet onderschatten.”
“Nu staat hij langs de kant en is die rol anders. Hij kan het niet meer zelf oplossen tussen de lijnen, maar hij probeert datzelfde gevoel wel over te brengen op de groep. Dat vraagt tijd. Je kan die ‘verbetenheid’ niet zomaar kopiëren van speler naar coach, dat moet groeien. En dat is ook wat hij aan het doen is: hij hamert op discipline, op scherpte vanaf de eerste bal, op die mentale hardheid die nodig is om ook op verplaatsing constant te zijn.”
“Het is een work in progress, maar je voelt wel dat hij daar heel bewust mee bezig is. We zijn niet altijd op het topniveau dat we willen brengen, maar we staan wel waar we moeten staan. En dat komt ook omdat er duidelijkheid is. Matthijs weet wat hij wil zien, hij benoemt het ook. Alleen: nu is het aan ons, aan de spelers, om die agressiviteit en verantwoordelijkheid nog meer zelf op te nemen. Dat is de volgende stap voor deze ploeg.”
Je bent kritisch, zoals een topsporter hoort te zijn. En toch: één competitienederlaag en zes sets verloren. Dat is bijna ‘business as usual’ in Roeselare.
“Klopt, en dat mogen we ook niet vergeten. We staan op kop, we hebben één match verloren en zes sets laten liggen. Objectief gezien staan we waar we moeten staan. En daar moeten we ook tevreden mee zijn. Alleen: als je Roeselare bent, of als je in Roeselare speelt, dan weet je dat er steeds meer verwacht wordt. Gemakzucht, dat willen we vermijden. Want in België is het intussen ook veel spannender: iedereen wint van iedereen, en met de nieuwe format in functie van de BeNe Conference, ben je aan het rekenen. Dat maakt het boeiend, maar ook gevaarlijk.”

We keren nog even terug naar de terugwedstrijd in de Beker van België. De heenmatch in Maaseik ging verloren met 3-1. Wat bleef daar het meest hangen?
“Opnieuw: vooral de manier. Je kan altijd verliezen in Maaseik. Dat is geen schande. Maar je wil na zo’n match in de kleedkamer zitten en voelen: we hebben er alles aan gedaan. Maaseik speelde goed, oké, maar wij hebben niet alles uit onze tank gehaald en dat wringt. Vooral ook omdat we met revanchegevoelens in ons hoofd zaten na ook al de 3-1-nederlaag in de competitie.”
“Dat maakt de terugwedstrijd dus extra geladen. Want nu leeft het écht in de groep, dus misschien is het goed dat het even pijn doet. Iedereen kijkt naar die clash uit, iedereen heeft het gevoel dat er iets rechtgezet moet worden. Maar tegelijk moeten we realistisch blijven: het wordt een moeilijke klus. Ik zou zelfs zeggen: we moeten niet te veel aan die golden set denken. Eerst is het simpel: zorg dat je 3-0 of 3-1 wint. Pas daarna kijk je verder. Anders ga je in jouw hoofd al twee stappen vooruit en verlies je de focus.”
Bedoel je eigenlijk dat Roeselare de beker té vaak als vanzelfsprekend heeft benaderd?
“Niet benaderd, maar… we zijn wel verwend geweest. Jarenlang was de weg naar de finale relatief simpel. En dat schept verwachtingen. We mogen nu nog maar één set verliezen en mensen zeggen al: ‘oei, wat gebeurt er?’ Dat is ook omdat we negen van de laatste tien bekers wonnen, op één editie na. Dan ontstaat er een soort automatisme bij supporters — zelfs bij vrienden van mij: ‘ik kom niet, want jullie winnen toch wel.’”
“Maar topsport werkt zo niet. En misschien is het niet slecht dat het eens spannend is. Dat mensen naar de zaal komen met het gevoel: het kan echt alle kanten uit. Dat maakt het ook mooier. Alleen: wij moeten dan wel tonen dat we die druk aankunnen. Beker is altijd een doel. In Roeselare is dat geen extraatje. Dat is een opdracht.”
Je haalde ook aan dat de 1-3-zege in Menen van afgelopen weekend jullie een boost gaf. Waarom net daar?
“Omdat dat zo’n uitmatch is waar je altijd iets extra moet brengen. Ook dat is elk jaar hetzelfde: in Menen zit het stampvol, het is daar luid, het is intens. Elk jaar heb ik het gevoel dat het voor hen ‘de match van het jaar’ is. En dat zie je dan ook: de Vauban zat weer zo goed als stampvol, die supporters staan er letterlijk achter en thuis komen ze altijd sterker voor de dag. Voor sommige jongens was het de eerste keer in Menen. Dat kan imposant overkomen. Matthijs heeft ons daar goed op voorbereid en we hebben er echt op gehamerd dat de start belangrijk was. En dan zie je: als je daar wint, geeft dat vertrouwen. Niet alleen omdat het punten zijn, maar omdat je mentaal iets meepakt. Je bent blij met het eindresultaat, supporters hebben een match op het scherp van de snee gezien — met de nodige discussies ook — maar vooral: je bent agressiever geweest. En dat is exact wat we dit seizoen soms missen.”

Een paar dagen later wacht alweer de BeNe Cup tegen Orion Stars, een heruitgave van de prestigewedstrijd van vorig jaar. Hoe switch je van ‘bekerstress’ naar zo’n duel?
“Dat is eigenlijk het verhaal van december: van het ene naar het andere. Die maand is superzwaar, ik voel dat bij mezelf. Je doet het gewoon maar. Je blijft trainen en je zegt continu tegen je lichaam: het is oké, we gaan weer door.”
“De BeNe Cup is wel anders: iedereen kijkt nu vooral naar die bekerterugmatch. Niemand is al bezig met Orion, denk ik. En toch: je wil dat winnen. Zeker als je mij vraagt. Orion schat ik in elk geval hoger in dan vorig jaar. Ze hebben met Wouter Ter Maat en Gijs Jorna een pak ervaring binnengehaald.”
Dan is er nog de Champions League. Jullie opener tegen Galatasaray leverde maar één punt op, na 15-13 in de vijfde set. Dat voelde als gemiste gouden munten?
“Ja. Zeker omdat Galatasaray niet op hun sterkst was, vond ik. Maar dat is ook Champions League: je krijgt kansen, je moet ze nemen. Die trip was bovendien fysiek zwaar. Turkije is al een stevige verplaatsing, en dan zaten we ook nog eens op hotel ver van de sporthal. Op de dag van de match: twee uur op de bus. Dat kruipt in je lijf… En toch: buiten de eerste set speelden we een oké match. Het was niet slecht. Spijtig dat je dan die kansen hebt en ze laat liggen. Als we fysiek nog sterker voor de dag komen, pakken we misschien meer. Maar goed: achteraf telt dat niet. Je moet vooruit.”
Hoe kijk je naar de rest van de poule? Halkbank, Lublin…
“Eerlijk? We hebben pech met de loting. Het is een kutloting, laat ons een kat een kat noemen. Bogdanka Lublin, de kampioen van Polen en eindwinnaar van de Challenge Cup… dat wordt heel moeilijk. Je krijgt daar een fysiek blok van wereldklassen tegenover jou en dan heb je er ook nog ene Wilfredo Léon rondlopen. Daar moeten we geen doekjes om winden: ze spelen super clean, dat is een machine. Halkbank is dan weer een andere klepper uit Turkije, met toppers als de Bulgaren Sokolov en Kaziyski en de Braziliaan Leal. Twee zotte tegenstanders.”
“Maar tegelijk: tegen Halkbank geef ik ons misschien nog meer kans dan tegen sommige andere topploegen. Turkse ploegen onderschatten soms en als zij ons onderschatten, kan je proberen een set te rapen. En als je in een flow geraakt, kan er iets meer gebeuren. Ons doel is om iets te rapen bij deze kleppers, dat zou nice zijn, maar ik vind niet dat we vandaag op de plek zijn om dat als verwachting uit te spreken dat we de tweede ronde moeten halen. Eerst moeten we ons beste niveau halen.”
Je sprak daarnet over vermoeidheid en dan ben je sinds november ook nog voor een tweede keer vader geworden. Aimé, maak jullie gezinnetje ongetwijfeld compleet, maar hoe combineer je dat?
“Met veel liefde en met iets minder slaap.(lacht) Aimé is een serieuze klepper. En je voelt het: late matchen om 20u30, om 1u in bed, om 6u weer wakker. Borstvoeding, ochtendshift… Ik doe die ochtendshift met zijn broertje Paulo, ondertussen 2,5 jaar, en ik probeer te recupereren wanneer het kan.”
“Gelukkig zijn mijn mama en de schoonouders paraat als er geen midweekmatch is, dat helpt enorm. En mijn vrouw Daniëlle mag absoluut niet vergeten worden. Zij is gewoon een fantastische vrouw die heel veel zaken weet te managen, mijn onmisbare kracht. Maar ook, mijn slaap is altijd heilig geweest en dat is nu een mindset geworden. Je hebt niet geslapen zoals je had moeten slapen, maar je weet: als je op het veld staat, neemt adrenaline het over. Happy moments overheersen. We zijn echt gelukkig met ons gezinnetje.”

Tot slot: hoe zal je kerst en nieuwjaar vieren?
“Kerstmis is samen met mijn gezin, rustig genietend. Op kerstdag zelf zullen we rond de middag nog trainen en dan op tweede kerstdag is het de clash tegen Maaseik. Tijdens de overgang van oud naar nieuw zal ik iets meer genieten met onze bende maten — maar dat is niet meer zoals vroeger. We zijn met twintig man, iedereen heeft kinderen. Rustiger. En dat is ook oké.”
En jouw ideale kerstcadeau?
“Een goede gezondheid, met een finaleticket op zak. Wat de sleutel zal zijn tot dat ticket? Ik ben er zeker van: tegen Maaseik wordt serve-pass key. Het zal er bijvoorbeeld op aankomen om Pierre Perin niet in de flow te laten zodat hij geen opslagreeksen kan maken. Het wordt ook key om onszelf niet in problemen te brengen. In Maaseik waren wij in receptie niet goed, mede door hun opslagdruk. Dat moet beter, punt.”
Tekst: Kenny Hennens
Foto’s: Bevograaf en Stijn D’Hulst