Liam McCluskey: “Laat de Belgische ploegen maar komen”

14/02/2025

De BeNe Conference serveert zaterdag in Leuven voor de allereerste keer en er hangt meteen een boeiend weerzien aan vast. Liam McCluskey, de enige Belg in Nederlandse loondienst, keert met Orion Stars Doetinchem namelijk terug om in de Sportoase de eerste editie van deze grensoverschrijdende competitie te openen.
Drie seizoenen geleden verliet de Zonhovenaar Maaseik op zoek naar speelkansen, maar in Nederland kreeg hij af te rekenen met blessures. De technisch vaardige setter is in elk geval weer bijna topfit en klaar om zich te meten met de Belgische ploegen. Maar wat verwacht hij van deze nieuwe competitie? En hoe schat hij de Belgische en Nederlandse teams in? Lonkt er misschien een terugkeer? Volleymagazine zocht het uit.

Drie jaar geleden koos Liam McCluskey voor een avontuur in Nederland, een bewuste stap om zich verder te ontwikkelen als spelverdeler. Maar wat een sportieve sprong vooruit moest worden, werd een parcours vol hindernissen. Hardnekkige knieblessures hielden hem lang aan de kant en terwijl zijn voormalige club Maaseik worstelde met haar eigen setterproblemen, moest hij vanuit Doetinchem – in het hart van de zogenaamde Achterhoek – toekijken. Nu is de nog altijd maar 23-jarige Zonhovenaar opnieuw op niveau, net op tijd voor een unieke primeur: de BeNe Conference.

Blijkbaar was de laatste Belg die jou in de Nederlandse Eredivisie vooraf ging hoekspeler Jimmy Prenen. Er is trouwens een gelijkenis, want ook hij vertrok bij Maaseik, maar speelde van 2007 tot 2009 wel voor concurrent Dynamo Apeldoorn.

Liam McCluskey: “Grappig en tegelijkertijd ook een beetje bevreemdend. Dat Jimmy de laatste Belg was voor mij, wist ik niet. Maar ik had onlangs wel wat opzoekingswerk gedaan waardoor het duidelijk werd dat het ongeveer 20 jaar geleden moest zijn.”

Herinner je je nog jouw eerste gedachten toen je hoorde over de BeNe Conference?

“Eerlijk? ‘Oei, dan mag ik terug naar Maaseik.’ (lacht) Dat was echt mijn eerste reflex. Ik had er graag nog eens gespeeld om te tonen wat ik waard ben. Maar goed, Maaseik zit er niet bij. Wel spijtig, want als club trekt die naam natuurlijk aan. Onze teammanager zei ook meteen: ‘Jammer dat Maaseik ontbreekt, zij verkopen altijd de affiches.’ Maar dat is nu eenmaal hoe de competitie verlopen is. Wie had trouwens gedacht dat Antwerpen er voor ging zorgen dat Menen er niet bij is. Het zegt veel over het niveau in België.”



Je vertoeft intussen drie seizoenen in Nederland en het lijkt alsof je het daar wel naar jouw zin hebt, daar in De Achterhoek. Hoe kijk je terug op die keuze?

“Ik wist dat het een stap terug was om er twee vooruit te zetten. Bij Maaseik was ik een groot talent, maar ik vond dat ik te weinig kansen kreeg. Ik wilde spelen, mezelf ontwikkelen. Als jonge gast is dat normaal, toch? In Nederland kreeg ik die kans, al gooiden blessures roet in het eten. Het afgelopen jaar was zwaar. Ik was lang buiten strijd, onderging een zware knieoperatie en moest helemaal van nul beginnen. Maar nu ben ik weer stilaan topfit. De BeNe Cup tegen Roeselare in december was mijn eerste echte test. We verloren weliswaar met 3-1, maar we pakten wel een set. Dat had niemand verwacht.”

Tot onze grote verbazing gingen jullie de eerste twee sets inderdaad goed mee. Hoe groot is het niveauverschil tussen België en Nederland?

“In België leeft sterk het idee dat wij aan ontwikkelingshulp voor Nederland doen. (lacht) Ik snap dat op zich wel. Roeselare en Maaseik hebben jarenlang de toon gezet. Maar laat de Belgische clubs nu maar eens naar Nederland komen. Dan zullen we zien hoe groot het verschil echt is. Pakweg vijf jaar geleden was het niveau hier een pak lager, maar Nederland heeft enorme stappen gezet. Toen had je Lycurgus uit Groningen, Dynamo uit Apeldoorn en wij dus, Orion uit Doetinchem als toonaangevende clubs. Daarbuiten was er weinig. Nu zijn er toch vijf teams die echt kunnen meedoen. Clubs als Limax en Huizen boeken serieuze vooruitgang.”

Hoe zit het in Nederland met het aantal profs? Toch vaak een indicator over de manier waarop een club zich aan het ontwikkelen is.

“Bij Orion hebben we acht fulltime profs. Onze infrastructuur is top en alles wordt correct geregeld. Vervoer, betalingen, huisvesting, randzaken… Dat is in België niet altijd zo evident. Qua basisorganisatie staat Nederland verder dan België en dat zal zich de komende jaren vertalen in betere prestaties, daar ben ik zeker van. Ik ga een voorbeeld geven: in Maaseik had ik bijvoorbeeld een wagen, maar moest mijn benzine zelf betalen, net zoals het internet op mijn appartement. In Orion is alles tip top geregeld, met dagelijks nog eens een warme maaltijd erbij.”

Jullie speelden vorig seizoen kampioen en eindigden dit seizoen in de reguliere competitie als tweede in Nederland. Hoe sterk schat je jullie kansen in tegen de Belgische ploegen?

“Ik heb het gevoel dat wij tegen elke ploeg iets kunnen neerzetten. Net zoals Lycurgus trouwens, die er dit seizoen misschien een beetje bovenuit steekt in Eredivisie. Maar realistisch gezien wordt het sowieso moeilijk in Roeselare. Ik denk dat Lycurgus, Orion en Dynamo van het niveau Aalst en Haasrode Leuven zijn.

Als ik naar onze eigen ploeg kijk, dan hebben we een ervaren kern met jongens die al internationaal speelden. Alleen zijn we dit seizoen wisselvallig geweest. We stonden lang aan de leiding, maar na Nieuwjaar volgden enkele domme nederlagen. Dat heeft ons de nodige punten gekost. Maar als we pieken op het juiste moment, zie ik ons stunten.”

Is de BeNe Conference een goede zaak voor het volleybal in de Lage Landen?

“Dat is nog even afwachten, maar mijn buikgevoel zegt toch van wel. We moeten als volleybalwereld groter durven denken. In Nederland leeft nog steeds de gedachte: waarom zou ik naar België gaan? Dankzij de BeNe Conference kunnen ze nu zien dat er ook bij ons mooie affiches en sterke wedstrijden zijn. En voor België is het misschien ook een wake-upcall. Iedereen denkt dat de Belgische ploegen dit makkelijk zullen winnen, maar ik weet dat we in Nederland ploegen hebben die hen echt pijn kunnen doen. Dat maakt het net boeiend.”

Gaat het Belgische volleybal de Nederlanders naar een hoger niveau tillen?

“Gedeeltelijk wel. Clubs als Roeselare en Aalst brengen een bepaalde standaard mee. Maar het helpt ook omgekeerd. In Nederland zijn clubs gewoon beter georganiseerd. Kijk bijvoorbeeld naar Lycurgus. Die spelen in de Martiniplaza, een arena met 8.000 zitplaatsen. Als daar een topmatch is, zit die zaal goed vol. Die atmosfeer maakt een verschil. Als de Belgische ploegen daar op bezoek komen, zullen ze zien dat ze ons niet zomaar even opzij zetten.”

Wel jammer dat hun hoofdsponsor, Nova Tech, failliet is. Dit seizoen zou het nog geen verschil maken, maar volgend seizoen zou dat wel 1 tot 1,5 miljoen euro minder sponsorinkomsten betekenen. Jammer, want naar wat wij vernamen, had Lycurgus hetzelfde werkingsbudget als Roeselare.

“Dat is inderdaad een spijtige zaak, vooral omdat ze echt zwaar geïnvesteerd hadden: een setter uit Slovenië, hoekspelers uit Tsjechië en Portugal, een middenman uit Finland… En Stijn Van Schie op de opposite, die kennen ze nog wel in Gent en Roeselare. We kunnen alleen maar hopen voor de toekomst van Lycurgus, de Nederlandse competitie en de BeNe Conference dat er snel een grote nieuwe naam op de proppen komt.”

Van nieuwe namen gesproken: Welke spelers uit de Eredivisie moeten we volgens jou zeker in de gaten houden?

“Er lopen zeker een aantal interessante spelers rond. Bij ons, Orion Stars, moet je zeker Tom Godt in de gaten houden. Hij is een explosieve hoekaanvaller die vorig jaar grote stappen heeft gezet, mee het kampioenschap binnenhaalde en met de nationale ploeg de VNL-campagne heeft meegemaakt. Dit seizoen bevestigt hij opnieuw en is hij een belangrijke troef in onze aanval. Dynamo heeft een jonge, dynamische ploeg, maar hun kracht zit vooral in hun spelverdeler Freek de Weijer en opposite Sjors Tijhuis. De Weijer heeft een pak ervaring, is technisch enorm sterk en weet hoe hij zijn aanvallers in stelling moet brengen. Als die twee elkaar vinden, vormen ze best wel een sterke tandem. Dynamo is misschien niet de dominante ploeg van een paar jaar geleden, maar onderschat hen niet.”

Waar hoop je zelf te eindigen met Orion in deze BeNe Conference?

“Ik zou graag tweede worden, maar ik weet niet of dat realistisch is. Het hangt er ook vanaf hoe we omgaan met verplaatsingen. Roeselare zal nog altijd de favoriet zijn, maar ik hoop dat we tegen de Belgische ploegen kunnen laten zien dat we er echt staan.”

Je bent na dit seizoen einde contract. Zie je jezelf terugkeren naar België?

“Ik sluit dat niet uit, maar ik wil eerst kijken welke opties er zijn. Ik wil mezelf blijven uitdagen en misschien ook Europa ontdekken. Maar als er een interessant Belgisch project op mijn pad komt, wie weet?”


En de Red Dragons? Heb je nog ambities voor de nationale ploeg?

“Ik blijf daar realistisch in. Er zijn veel sterke spelverdelers zoals Stijn D’Hulst en ik heb mijn plek nog niet afgedwongen. Maar ik voel me fysiek steeds beter en als ik in de BeNe Conference kan laten zien wat ik waard ben, waarom niet?”

Zaterdag sta je in Leuven tegenover het Haasrode Leuven van Hendrik Tuerlinckx. Een speciaal moment?

“Zeker. Ik ken veel spelers van Leuven goed. Het is een atypische ploeg met snel en mooi volleybal. Ze zijn ook technisch sterk. Ik ken de Sportoase wel, maar ik heb tegen VHL enkel in de kleine zaal in Haasrode gespeeld. Kijk, voor ons is dit een perfecte test om meteen te tonen waar we staan. We openen de allereerste BeNe Conference, dus het wordt sowieso een speciale wedstrijd. En voor mij is het ook gewoon leuk om weer eens in België te spelen. Ik kijk er enorm naar uit.”

Tekst: Kenny Hennens

Foto’s: archief en Orion

Top